Door de centrale ligging was het een rustplaats voor veehandelaren. De distilleerderij werd opgericht in 1897 en de oprichters gaven hem de naam Strathspey. In 1898 startte men de productie, maar hetzelfde jaar ging de Sprathspey Distillery Co Ltd. failliet. A.P. Blyth kocht in het najaar de failliete inboedel en veranderde de naam in Dalwhinnie. In 1934 verwoestte een brand een groot deel van de distilleerderij en de productie werd hierdoor voor drie jaar stopgezet. Ook tijdens de oorlogsjaren sloot men door een gebrek aan gerst de poorten. In het jaar 1947 startte de distilleerderij de productie weer. Dalwhinnie heeft in de meer dan 100 jaar van haar bestaan weinig veranderingen ondergaan. In het stillhouse staat één wash still en één spirit still die met stoom verwarmd worden. De zes washbacks zijn van larikshout gemaakt en rijping vindt op bourbonvaten plaats. Er worden hier geen koperen condensors gebruikt om de alcoholdampen te laten neerslaan, maar ouderwetse zogeheten "orms". Het water komt uit een meer zo'n zes km. verderop "Allt an t’s-Liuc” geheten dat gevoed wordt door sneeuw en bronwater. Bij Dalwhinnie spreekt men over "The Gentle Spirit" als men het over de malt heeft.